Over karate-standen bestaan een aantal hardnekkige misverstanden. Dat blijkt ondermeer tijdens de dangraadexamens. Jammer genoeg is het vaak pas hier, dat kandidaten ontdekken of hun techniek correct is of niet, met alle teleurstelling van dien. In het kader van deze teleurstelling, volgt hier een eerste artikel, bedoeld om examenkandidaten een stapje verder te helpen in hun examenvoorbereiding. Het gaat deze keer vooral over de veel gebruikte stand: zenkutsu dachi.
Allereerst enkele misver-standen over zenkutsu dachi:
1. Shotokan karateka staan heel diep, Zo diep dat hun achterste voet volledig uitgedraaid achter het been aansleept op de binnenste voetrand. De buitenste voetrand maakt geen contact met de grond.
2. Wado karateka staan heel hoog. Zo hoog dat hun voorste knie vrijwel gestrekt is. Ook hier sleept de achterste voet vaak dwars achter het achterste been aan. In plaats van de term voorwaarts leunende stand is de naam pyramide-dachi meer op zijn plaats.
3. Shito karateka staan heel kort.
4. De stand wordt in kyokushinkai karate democratisch bepaald.
5. Goju, tja, ik ken jammer genoeg geen cliché over de Goju zenkutsu
6. Genwa kai, Ryoun kai, Gensei ryu: ze staan als een huis, maar ze bewegen ook als een huis.
In elk bewegen, houding en stand zijn er persoonlijke verschillen. De één staat zus, de ander zo. Toch is ook er een universele gedachte, een principe te vinden.
Laten we nu eens kijken naar fotos van zenkutsu dachi van bekende leraren van de verschillende stijlen, en hun houding en standen vergelijken. Kijk vooral eens naar de positie van de knie van het voorste been. Waar bevindt die zich ten opzichte van de voet van datzelfde been? Juist! Bij alle meesters bevindt de knieschijf zich voorbij de enkel, min of meer recht boven het midden van de voorste voet. Wat verder opvalt is dat de lengte-breedte verhouding van de stand bij de verschillende stijlen gelijk is. Blijkbaar is de afmeting van zenkutsu dachi universeel; voor elke karatestijl ongeveer gelijk. Dat lijkt niet zo vreemd wanneer je naar andere karatetechnieken kijkt. Hoeveel verschillende mae geri zijn er? Of gyaku zuki? Is er dan nooit verschil in stand-hoogte in zenkutsu dachi? Toch wel, kijk maar naar de fotos van Hironori Ohtsuka en Tatsuo Suzuki , allebei Wado meesters. Wie staat er nu goed? Het antwoord is, allebei. Alleen, de eerste is op de foto zon 80 jaar oud en de ander pas veertig. Een 80-jarige karateka, met en levenslange karatetraining achter zich, staat gewoon minder laag omdat hij zo oud is! Toch heeft hij nog steeds de knieschijf voorbij de enkel, boven de voet. In essentie is zijn vooruitleunende stand nog stééds een vooruitleunende stand. Enkele voorbeelden voor kenners: ook Nakayama sensei, van de Shotokan is in de loop van zijn karateleven flink hoger gaan staan, evenals Funakoshi. De relatie tussen leeftijd en standhoogte is in karate universeel.
Na het bovenstaande mag het duidelijk zijn. Een dergelijke hoge stand is geen stijlkenmerk, maar een logische aanpassing aan hoge leeftijd. Echter, een jongere karateka behoort gewoon diep te staan.
1.
|
2.
|
3.
|
4.
|
5.
|
Wie doet welke stijl? Zie
einde voor het juiste antwoord.
Wat is nou eigenlijk een 'stand'? Karatedo bewegen kenmerkt zich door houding en beweging, stand en techniek. Een en ander vloeit op natuurlijke wijze in elkaar over. Dat 'natuurlijk' bewegen niet zo eenvoudig is wordt bemerkt wanneer men een onbekende beweging van een willekeurige bewegingsdiscipline (sport, dans) probeert na te doen. Vaak zijn juist de sobere, eenvoudig uitziende handelingen, voor de een natuurlijk, voor de ander moeilijk te kopiëren.
Om 'houding' en 'beweging' methodisch aan te leren is het nodig de verschillen te categoriseren.
In het bewegen doorloopt het lichaam verschillende houdingen. Een onderdeel van elke houding wordt gevormd door de positie/houding van de benen en de heupen, welke constant verandert. Benen en heupen doorlopen steeds bepaalde vaste patronen welke worden gedicteerd door de bewegingsmogelijkheden van het lichaam. Bepaalde patronen werken in de praktijk het beste, omdat ze een goede bewegingsmogelijkheid en balans, en daaruit voortvloeiend een sterke techniek (dus effectiviteit) tot gevolg hebben. Dergelijke patronen zijn in het verleden vastgelegd en gedefinieerd als 'standen'. Een stand moet dus niet als dogma, als een statisch iets worden ervaren, maar als een momentopname uit een beweging. De bestudering van standen stelt ons in staat ons bewegen te perfectioneren.
Meestal benadrukt een bepaalde stand één bepaald bewegingsprincipe. Bijvoorbeeld, de naam zegt het vaak al, de voorwaarts leunende stand (zenkutsudachi) of de onbeweeglijke stand (fudodachi).
Gezonde standen voldoen aan een aantal anatomische voorwaarden. Anders gezegd, men moet staan op een manier die rekening houdt met de mogelijkheden van het lichaam. Een heel belangrijke regel is, dat de knieën altijd precies dezelfde kant uit wijzen als de voeten. Is dat niet het geval, dan ontstaat een lichte verdraaiing in de knie, door spanning aan de zijkant van de knie, waardoor op den duur klachten ontstaan aan kniebanden en menisci, de kraakbeen-schokdempers in de knie. Een tweede belangrijke regel is, dat de rug altijd gestrekt blijft. Veel mensen hebben de neiging de onderrug hol te trekken. Bij karatedo-standen komt dit vooral voor bij shiko dachi en zenkutsu dachi, maar ook bij nekoashi dachi. Men probeert een vermeend gebrek aan lenigheid in de heupen te compenseren door het bekken onderuit te kantelen, met zware stress op de lage rugwervels tot gevolg. Meestal komt deze slechte houding echter voort uit gebrek aan aandacht voor een juiste, natuurlijke houding. Tenslotte is het belangrijk te controleren, of de voeten optimaal contact maken met de vloer. Afgezien van standen waarbij een der voeten alleen met de voorvoet contact met de grond maakt, horen de voeten met de voetrand en tenen vol contact met de vloer te maken. Wiebelende voetrand en tenen verraden onmiddellijk een gebrek aan balans.
Enkele standen op een rij:
Musubi dachi: 'verbonden voeten stand'.
De hielen van de voeten worden tegen elkaar geplaatst terwijl de voeten zodanig naar buiten staan, dat een V-vorm ontstaat. Musubi dachi is de 'attentie'-stand, waarmee men aangeeft klaar te zijn voor de oefening. Het is een kwetsbare stand doordat de voeten zo dicht bij elkaar staan en er gaat dan ook geen dreiging van uit.
Heisoku dachi: lijkt op de vorige, maar nu zijn de voeten tegen elkaar aangesloten.
Shizentai:
Dit is de natuurlijke stand met de voeten recht onder de schouders. De afstand tussen de voeten is dus schouderbreedte. De voeten staan in hun natuurlijke positie, dwz. licht naar buiten. Twee variaties zijn resp. migi en hidari shizentai, waarbij één voet voorwaarts wordt geplaatst (rechts of links). De knieën zijn van het slot. Vanuit deze stand kan snel een willekeurige andere positie of stand gekozen worden. De stand staat symbool voor gereedheid, men is fysiek en mentaal klaar om te handelen.
Jigotai:
Deze stand is bijna gelijk aan de vorige, maar strijdbaarder. De voeten staan nu niet onder de schouders, maar wat verder uit elkaar: van boven gezien buiten de schouders. De stand is dus wat steviger, want het zwaartepunt ligt iets lager.
En tenslotte de stand waar het in dit artikel over gaat: de zenkutsu dachi: 'naar voren leunende stand'.
Voor Wado en de meeste andere karate-stijlen geldt: Begin vanuit schouderbreedte-stand met beide voeten recht naar voren. Stap nu met de linkervoet recht naar voren. De afstand naar voren, van de tenen van de achterste voet naar de hiel van de voorste, bedraagt ongeveer één onderbeenlengte plus twee vuistbreedtes. De voeten vormen nu de hoekpunten van een denkbeeldige rechthoek met bovengenoemde lengte bij schouderbreedte. Buig het voorste been zodanig naar voren en naar buiten, dat de knie loodrecht boven de voet uitkomt, van boven gezien nét voorbij de enkel. Strek het achterste been bijna geheel, maar zet de knie niet op slot. Plaats daarbij de achterste voet zo recht mogelijk naar voren, zodat de voet makkelijk kan afzetten. Door de stand van het heupgewricht zal de achterste voet vanzelf iets naar buiten staan (ongeveer evenveel als in shizentai). Teveel opzij mag niet, want dan ontstaat een 'sleepvoet' in plaats van een afzetvoet. Streef er steeds naar om beide voeten in de looprichting te houden.
De romppositie is vrijwel frontaal. Zenkutsu dachi is bedoeld om de kracht vanuit de afzet van het achterste been, in een optimale lijn door te geven aan de techniek. Bovendien leunt het lichaamszwaartepunt naar voren omdat het achterste been gestrekt is en het voorste gebogen. Feitelijk valt het lichaam naar voren wanneer het niet door het voorste gebogen been wordt gedragen. De romp zelf mag in de basisvorm niét naar voren leunen maar staat rechtop. Deze stand kent een aantal variaties. Het principe van de stand verandert echter nooit! De voorste knie blijft boven de voorste voet gebogen. Voorbeelden van zenkutsu dachi-variaties, bijvoorbeeld in Wadoryu-karate, zijn:
Junzuki no ashi: dit betreft de hierboven beschreven vorm, waarbij een armtechniek wordt gemaakt met de armzijde van het voorste been, de leunende beenzijde. De heup en romp draaien iets mee en ondersteunen op die manier de techniek.
Gyaku zuki no ashi (tegengestelde techniek-stand; voor technieken van de stuwende beenzijde): wanneer een tegengestelde arm-techniek gemaakt wordt dient de heup daarbij als stuwende kracht mee te draaien. De 'tegengestelde' heup staat dus meer naar voren dan de andere! Om de heup zover in te kunnen draaien wordt de voorste heup iets naar achteren en teruggetrokken, daarbij de voorste voet iets naar achteren en opzij naar buiten meenemend aan de hiel (= een verplaatsing van ongeveer één voetlengte en -breedte). Hierdoor is de voorste voet in eindpositie licht naar binnen gericht. Door de krachtige afzet vanuit de hiel van het achterste been draait de achterste voet recht naar voren.
Jun zuki no tsukomi ashi en tobi komi zuki no ashi: dit zijn de voorwaartse uitvalsstanden; technieken afgeleid van de zwaardscherm-kunst. Het verschil met de normale zenkutsu dachi is, dat de voorste voet niet vanuit schouderbreedtestand start, maar direct van naast of voornaast de andere voet in een rechte lijn naar voren. De voeten staan dus langs één lijn, de voorste recht naar voren en de achterste uitgedraaid op natuurlijke wijze. De romp is half ingedraaid (hanmi) en leunt bovendien licht naar voren. Op deze manier wordt energie in de armtechniek gelegd middels (1) heuptwist en (2) inleunen van lichaamsgewicht. Pas op voor een sleepvoet en let erop dat de romp niet schuiner voorover leunt dan de schuinte van het achterste been, dit brengt het lichaamszwaartepunt namelijk omhoog en leidt tot onbalans. Bij optimale uitvoering ontstaat een rechte krachtlijn vanuit de grond tot in het trefvlak van de techniek. Tegen een dergelijke techniek aanlopen lijkt op een botsing met een deurpost: een zware massieve klap want het hele universum zit er als het ware aan vast.
Nagashi zuki no ashi lijkt qua voetpositie sterk op de vorige twee standen. Alleen draaien romp en heupen nu in een ontwijkende beweging van een aanval weg, waarbij de achterste heup de daarmee corresponderende voet soms zover meeneemt naar achteren, dat deze schuin naar achteren komt te staan, tegelijkertijd beweegt de andere heup naar voren om een tegenaanval te ondersteunen. Romp- en heupbeweging zijn hierbij afhankelijk van de ontweken aanval. Nagashi wordt ook uitgevoerd vanuit andere standen, bijvoorbeeld tate seishan.
Gyaku zuki no tsukomi ashi: dit is een zijwaartse uitvalsstoot, waarbij als het ware zijwaarts onder een aanval door wordt gedoken. In principe is de stand gelijk aan gyaku zuki stand maar de stand is veel korter en breder. De voeten staan één onderbeenlengte plus twee vuisten uit elkaar in de breedte. Eén voet wordt precies één voetlengte naar voren geplaatst. De tenen van de achterste voet beginnen nu bij de denkbeeldige lijn die zijwaarts vertrekt van de hiel van de voorste voet. De voorste voet staat iets naar binnen, de achterste voet staat recht naar voren of ook iets naar binnen.
In de volgende aflevering van misverstanden zal aandacht besteed worden aan andere veelvoorkomende karatestanden: zoals shiko dachi, naihanchi/kiba dachi, nekoashi dachi en kokutsu dachi.
Gertjan Martens.
Hieronder staan de meest gebruikte wado-standen afgebeeld als grondpatroon met voet en romprichting, in bovenaanzicht:
Literatuur:
M. Higaonna, 1987. Traditional Karatedo Okinawa Goju ryu ISBN 0-87040-595-0
H. Kanazawa, 1881. Shotokan karate international, kata. ISBN 4-262-16851-4
M. Nakayama, 1986. Karate, grondbeginselen. ISBN 90-6057-692-6
H. Ohtsuka. Wado ryu karatedo kata (Japans)
H. Ohtsuka, 1986. Wado ryu karatedo kumite (Japans)
M. Oyama, 1975. This is karate. ISBN 0-87040-254-4
T. Suzuki, 1975. Karatedo. ISBN 0-7207-0144-9
Antwoorden:
1. Higaonna Sensei, Goju ryu, 2. Nakayama, Sensei Shotokan, 3. Onbekend, Kyokushinkai, 4. Suzuki Sensei, Wado ryu, 5. Kanazawa Sensei, Shotokan.
Eerste foto: Ohtsuka Sensei, grondlegger van Wado ryu.